De Cacaofabriek

Louis van de Werff namens Helder Helmond en ik namens de VVD hebben de afgelopen maanden onafhankelijk van elkaar met diverse betrokkenen en ex-betrokkenen gesproken over de ontwikkelingen bij De Cacaofabriek en Het Speelhuis. Het zou mooi zijn als al die gesprekken enigszins dezelfde boodschap hebben omdat er dan een consistent beeld naar boven komt hoe zaken verlopen zijn. Over het algemeen klopt dit ook wel aardig en zijn er veel overeenkomsten. Echter is er één verhaal wat duidelijk afwijkt. En dat is het verhaal van de wethouder.

Hieronder volgt een zeer uitgebreid relaas van ons raadslid Serge van de Brug over de situatie bij de Cacaofabriek. 

Ik ga u meenemen in een aantal zaken die de (ex)-betrokkenen toch wel heel anders ervaren dan de wethouder zelf en ik hanteer qua onderwerpen daarbij dezelfde volgorde als de wethouder in haar presentatie hanteert.  

Op 14 maart 2014 is De Cacaofabriek geopend. Dit moest en zou voor de gemeenteraadsverkiezingen nog gebeuren zodat dit nog een prominente rol bij de verkiezingscampagne zou kunnen hebben. Ambitie van de toenmalige gemeenteraad was om jongerenpoppodium “Lakei v/h Plato” en “Het filmhuis” samen te voegen in de nieuwe “Cacaofabriek”.

 

Afspraken over structurele subsidiering vanuit gemeente Helmond moesten nog worden vastgelegd, maar dit zou in de loop van het jaar financieel onderbouwd worden vastgelegd. Wat overigens tot op heden nog steeds niet gebeurd zou zijn. Vooralsnog werden de eerder betaalde subsidies aan Lakei v/h Plato en Filmhuis bij elkaar opgeteld en dit zou dan de structurele subsidie voor De Cacaofabriek worden.

 Het wordt medio 2014 al heel snel duidelijk dat deze simplistische benadering om de twee afzonderlijke cultuursubsidies samen te voegen tot één subsidie al heel snel leidt tot financiële problemen bij De Cacaofabriek en dat een faillissement aanstaande is. Het toenmalige bestuur van De Cacaofabriek (Stichting Cultuur Helmond) trekt hiervoor bij de gemeente aan de bel. De raad wordt medio december 2014 geïnformeerd over een liquiditeitstekort wat ontstaan is. Ook voor de komende 4 jaren worden er exploitatietekorten verwacht. Oorzaak van dit alles, was dat financiële prognoses te rooskleurig waren ingeschat. Een optimalisatie van het bedrijfsplan is dan hard nodig.

Op 3 februari 2015 wordt een voorstel in de raad hierover besproken. In het voorstel staat onder andere dat er vanwege de financiële risico’s voor de toekomst intensief toezicht door de gemeente op de Cacaofabriek gehouden moet worden en dat het nieuwe bestuur op een transparante wijze de horeca door middel van een meervoudig onderhandse aanbesteding moet gaan vergunnen. Uitgangspunt is een omzet gerelateerde verhuring. Daarnaast wordt een substantiële bijdrage in de exploitatie en aan het functioneren van het cultuurconcept als geheel verwacht. Op 7 juli 2015 wordt het bedrijfsplan in de raad besproken en wordt er 1 miljoen euro incidenteel vrijgemaakt om de negatieve resultaten af te dekken.

Op 1 juni 2015 starten de horecaondernemers als “ingehuurde bedrijfsleiding” met de exploitatie van de horeca bij de Cacaofabriek en de huur/pachtovereenkomst krijgt in augustus 2015 zijn beslag. Er wordt geen overnamesom betaald door de horecaondernemers en dat zou logisch zijn omdat ze als bedrijfsleiding zouden worden ingehuurd. Het vreemde hierin is dan wel weer dat er even later gesproken wordt over een huur/pachtovereenkomst, wat echt iets anders is dan “ingehuurde bedrijfsleiding”.

Het zou dan ook logisch zijn geweest zijn dat bij het aangaan van deze huur/pachtovereenkomst de door St De Cacaofabriek ingebrachte en betaalde inventaris verkocht wordt aan deze horecaondernemers. Helaas wordt in plaats daarvan ongeveer € 60.000,-- boekhoudkundig afgeschreven door St De Cacaofabriek, wat het financiële tekort in 2014 doet oplopen tot € 353.000,-- De horeca-exploitatie inclusief aanwezige inventaris en voorraden wordt tegen een overnamesom van € 0,00 overgedragen aan de nieuwe horecaondernemers.

Het bijzondere met betrekking tot de uitgevoerde aanbestedingsprocedure, is dat de gemeente Helmond de organisatie daarvan klaarblijkelijk volledig voor haar rekening zou hebben genomen en dat ook alle contracten uiteindelijk door de gemeente Helmond zouden zijn opgesteld. Het bestuur van de Cacaofabriek zou daar in zijn geheel niet in betrokken zijn geweest. Met alle gevolgen van dien.

 

De wethouder geeft aan dat er bij de start onvoldoende afspraken zijn gemaakt over verhouding cultuur en horeca. Dat is vreemd te noemen omdat er bij de start van De Cacaofabriek geen problemen waren over de verhouding tussen cultuur en horeca. Immers, het bestuur van De Cacaofabriek was toen verantwoordelijk voor zowel cultuur als horeca.

 Nee, de problemen ontstaan pas na aanbestedingsprocedure die onder regie van de gemeente Helmond zelf heeft plaatsgevonden. Er volgt dan uiteindelijk een overeenkomst waarin zaken niet goed zijn vastgelegd zoals bijvoorbeeld de verhouding tussen cultuur en horeca, maar ook simpelere zaken zoals; hoe te handelen bij tussentijdse verkoop van de horeca BV of verkoop van de bedrijfsactiviteiten door de exploitant. Ook clausules zoals het recht van 1e koop door St De Cacaofabriek, worden niet vastgelegd. Laat staan dat er ergens gesproken is over langlopende brouwerijcontracten die serieus geld waard zijn.  

De wethouder geeft aan dat er pas eind 2021 signalen over de horeca bij haar terecht zijn gekomen. Wij vinden dit opmerkelijk. Uit informatie die wij namelijk hebben ontvangen, zou namelijk blijken dat de wethouder ergens in het voorjaar van 2020 al in kennis gesteld zou zijn van het feit dat de horecaondernemers voornemens waren te vertrekken uit de Cacaofabriek. Als gevolg van de heersende Coronacrisis zouden zij hun prioriteiten heroverwogen hebben en was er ook al een nieuwe ondernemer in beeld die de activiteiten in de Cacaofabriek zou overnemen.  

 Omdat er issues waren m.b.t. vergeten indexaties van kosten, zou de wethouder toen zelfs nog een interventie hebben gepleegd op verzoek van de toenmalige horeca-exploitanten bij het bestuur van

St. De Cacaofabriek om ervoor te zorgen dat deze issues van “vergeten indexaties” niet op het bordje van de toenmalige exploitanten werd gelegd omdat die exploitant in al die jaren er immers toch mooi voor gezorgd had dat St. De Cacaofabriek winst bijschrijvingen tegemoet had kunnen zien. Iets wat overigens ook was overeengekomen bij aanvang, evenals de toepassing van de jaarlijkse indexering die dan weliswaar niet wordt toegepast.  

 Het zou beter zijn om deze “vergeten indexaties” dan maar in één keer op het bordje van de nieuwe exploitant neer te leggen wanneer de overname een feit is. Vanuit welke rol de wethouder dit heeft ingebracht, is een groot vraagteken omdat het stichtingsbestuur van De Cacaofabriek een zelfstandige bevoegdheid heeft en zelf hoort te bepalen hoe hiermee omgegaan zou moeten worden.

Wanneer ten tijde van de overname de nieuwe exploitant hiervan niet op de hoogte was, kan de vraag gesteld worden of en in hoeverre deze nieuwe horeca-exploitant toen wel ingestapt zou zijn, als hij dit allemaal van te voren geweten zou hebben? Heeft de ondernemer uiteindelijk niet te veel betaald voor de overname omdat de aankomende indexatie van de kosten opzettelijk buiten zijn zicht werd gehouden?

 Naar aanleiding van deze overname wordt door het bestuur van St. De Cacaofabriek op 21 januari 2021 in weekblad “De Loop” nog aangegeven dat er een goede opvolging is gevonden en dat ze de samenwerking met de nieuwe exploitant met vertrouwen tegemoet zien. Ook zou het nieuwe kansen bieden nu er nieuwe mensen aan boord komen die zoveel ervaring meebrengen. Het is dan ook weer bijzonder om te moeten constateren dat er binnen één jaar al een mediationtraject wordt opgelegd door de wethouder, terwijl de wethouder op dat moment waarschijnlijk al heel goed kon inschatten welke issue ten grondslag had gelegen aan de problemen die er waren gerezen door waarschijnlijk eigen toedoen!

De juridische basis om als gemeente Helmond überhaupt een mediationtraject te starten, ontgaat velen tot op heden ook nog steeds omdat de gemeente Helmond geen directe partij was in dit conflict tussen de nieuwe horecaondernemer en het bestuur van St. De Cacaofabriek.  

Het starten van een mediationtraject had geïnitieerd moeten worden door beide conflicterende partijen om een minnelijke oplossing te forceren. In een mogelijke juridische procedure zou een rechter hier waarschijnlijk ook als eerste op hebben aangestuurd.

 

Ook de keuze voor een bepaalde mediator had uiteindelijk bij beide partijen moeten liggen. Wat niet gebeurd zou zijn. De wethouder zou zich aan de voorzijde al gemoeid hebben met deze mediation en daarnaast heeft de gemeente Helmond dit traject ook volledig betaald.

 

Logischer zou het zijn geweest dat de gemeente Helmond het bestuur van St. De Cacaofabriek had verzocht om serieus te overwegen gebruik te maken van een mediationtraject om de geschillen op te lossen. Het bestuur van De Cacaofabriek heeft hierin namelijk een zelfstandige bevoegdheid. En nu heeft het er alle schijn van dat de gemeente Helmond op de stoel van het stichtingbestuur is gaan zitten.  

 

Daarbij komt ook nog dat we serieuze signalen heb ontvangen dat er meerdere ambtenaren van de gemeente Helmond zich actief met deze mediation hebben beziggehouden, op een dusdanige wijze dat dit geen schoonheidsprijs verdient. Het feit dat er een geheimhouding op dit traject zit, is dan ook niet zo verwonderlijk. Het zou aan te bevelen zijn dat alle documenten over dit mediationtraject en het verdere onderhandelingstraject openbaar worden inclusief alle mailwisselingen, app-verkeer etc..

 

Dit college pretendeert transparantie hoog in het vaandel te hebben staan. Dit blijkt onder ander uit het feit dat in het coalitieakkoord 2022-2026 te lezen staat dat die “andere overheid” een overheid is, die meedenkt, zich openstelt en transparant communiceert. Tot dusver lijkt het in dit dossier helaas een loze belofte.

  

Lening

En dan kom ik aan bij de verstrekte lening. Daar is al veel over gesproken en hebben we ook al de nodige vragen over gesteld. Het blijft merkwaardig dat er in 2015 in eerste instantie twee horecaondernemers bereid wordt gevonden “de bedrijfsleiding” te voeren, met behoud van alle inventaris voor De Cacaofabriek. En dat er dan medio augustus een huur/pachtovereenkomst gesloten wordt voor een bepaalde periode, waarbij de overnamepartij helemaal niets betaalt voor deze overname, maar waarbij zij wel alle inventaris- en nog aanwezige voorraad GRATIS in handen zouden hebben gekregen. Met als gevolg dat St. De Cacaofabriek de eerder gedane investering dan ineens moet afboeken ter waarde van ongeveer € 60.000,--.

 

Na 6 jaar zou de horeca van de hand gedaan zijn aan een andere exploitant voor een bedrag van maar liefst € 300.000,--. Weer een jaar later leent de gemeente Helmond vervolgens eenzelfde bedrag aan St. De Cacaofabriek om deze eerder tot € 0,00 afgeschreven inventaris inclusief de exploitatierechten voor de horeca weer terug te kopen voor € 300.000,--.

Een lening die voorafgaand aan een duidelijk collegebesluit hierover, ook al aan het bestuur van St De Cacaofabriek zou zijn toegezegd door de toenmalige wethouder van cultuur.  

Een lening die uiteindelijk zonder enige waarborgen en garanties tot stand komt en zonder dat er ook maar één blik geworpen is op de door de accountant opgestelde goedgekeurde ondertekende accountantsverslagen. In 2015 wordt door het college al onderkend dat er behoorlijke financiële risico’s voor de toekomst zijn. Bij het besluit om tot een lening over te gaan, wordt hier klaarblijkelijk niet langer bij stil gestaan.  


Dit fronst bij vele betrokkenen en ex-betrokkenen nogmaals de wenkbrauwen en enkele maken zelfs de opmerking dat het maar goed is, dat de gemeente Helmond geen bank is, omdat deze dan snel “bankroet” zou zijn geweest met een dergelijk acceptatiebeleid.   

Eén en ander zou passen binnen het Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021. Daar heb ik zelf nog steeds een heel andere mening over en dat zal ik uitleggen aan de hand van het Leningen- en garantiebeleid wat in 2021 is geactualiseerd.


Leningen en Borgstellingenbeleid 2021

Algemene kaders

1.1: Om het risico dat de gemeente het geld niet terugkrijgt te verkleinen, moeten zoveel mogelijk zekerheden worden gesteld; 

Feit is dat door de gemeente Helmond in zijn geheel geen zekerheden zijn gesteld! Ondanks het feit dat al op 3 februari 2015 in een raadsvoorstel nog expliciet wordt benoemd dat vanwege de financiële risico’s voor de toekomst “intensief toezicht” door de gemeente Helmond op de Cacaofabriek gehouden moet worden. Wat is er überhaupt van dit afgesproken toezicht terecht gekomen en hoe is dit nu georganiseerd?

 

Uitgangspunten leningen en garanties

2.2 Een garantie of geldlening wordt uitsluitend verstrekt voor de uitoefening van de publieke taak. De publieke taak wordt in de wet niet nader omschreven. De gemeenteraad bepaalt gemotiveerd en transparant in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgevoerd; 

 

Op onze schriftelijke vraag 1 van d.d. 18 juli 2022 antwoordt het college als volgt:

“op grond van het leningen- en borgstellingenbeleid mag het college, zonder vooraf de gemeenteraad hierin te betrekken, gelden uitlenen indien dit past binnen de publieke taak van de gemeente”

Dit antwoord is niet juist. Uit artikel 2.2 van het leningen- en borgstellingenbeleid blijkt namelijk overduidelijk dat het een bevoegdheid van de raad is om te bepalen wat een “publieke taak” is. Dit is geen bevoegdheid van het college. Het college had de raad over dit aspect aan de voorzijde moeten betrekken en dat heeft ze nagelaten. Na de vaststelling door de raad “wat een publieke taak is”, had het college dan haar afweging kunnen maken om een lening te verstrekken. Omdat de raad aan de voorzijde dan toch al betrokken is, had ook meteen aan de raad voorgelegd kunnen worden of er wensen of bedenkingen tegen het verstrekken van deze lening zouden zijn en zou er achteraf niet zoveel ophef over de verstrekking van de lening zijn geweest.

In hetzelfde antwoord van het college staat ook te lezen dat zij ” in bestuurlijke zin de afweging gemaakt heeft dat de lening zou passen”.  Dat lijkt me helaas niet erg voor de hand liggen, wanneer de raad niet heeft kunnen uitspreken of deze lening het publieke doel dient.  

 

2.3 Een geldlening wordt pas verstrekt op het moment dat er aantoonbaar geen andere aanbieders zijn. Hiertoe dienen minimaal twee schriftelijke verklaringen van banken met minimaal een A-rating.

Deze zijn bij mijn weten nog nooit aangetoond en ook hebben wij als raad de oorspronkelijke financieringsaanvragen inclusief bijbehorende ondernemersplannen en goedkeurende accountantsverslagen nooit voorbij zien komen.

Op onze schriftelijke vraag 8 van d.d. 18 juli 2022 geeft de wethouder het volgende antwoord “het bestuur van de Cacaofabriek heeft onderzocht of haar huisbankier een financiering wilde verstrekken.

Deze bank was enkel bereid te financieren onder de voorwaarde van een persoonlijke borgstelling door het bestuur”. Conclusie: Er was dus wel degelijk een aanbieder! Voor artikel 2.3 is het niet relevant onder welke condities dit dan had moeten zijn. Het feit dat er een aanbieder is, is al voldoende om volgens dit artikel van het door de raad vastgelegde Leningen en Borgstellingenbeleid 2021 geen lening te verstrekken! Met betrekking tot de persoonlijke borg had de gemeente Helmond zelf ook in actie kunnen komen om met deze bank het gesprek aan te gaan om te onderzoeken of er m.b.t. borgstelling andere opties mogelijk zouden zijn geweest. Maar hier is ook helemaal niets mee gedaan.

Feit is dat er ook conform dit artikel niet juist is gehandeld. 

Beheer van verstrekte leningen en garanties


3.4 Ook dient vastgelegd te worden welke gegevens jaarlijks overlegd moeten worden. Deze contractuele afspraken moeten jaarlijks opgevolgd en gemonitord worden. Actief monitoren is van belang om financieel nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken door tijdig in te grijpen.

 

Op 3 februari 2023 stellen wij de volgende vraag aan het college “Bent u het met ons eens dat we als gemeente nog meer een vinger aan de pols zouden moeten houden vanwege het feit dat we een lening van € 300.000,-- hebben uitstaan, zonder enige zekerheden en toenemende risico’s?

Het college antwoord als volgt: Nee, volgens onze vaste gemeentelijke lijnen volgen wij de terugbetaling van de lening. Pas als aan de betalingstermijn niet wordt voldaan of als wij signalen ontvangen dat deze niet voldaan kunnen worden, gaan wij het gesprek aan met de leningnemer.

Dit antwoord strookt niet met de bepaling uit artikel 3.4, wat uitgaat van een actieve monitoring. De gemeente Helmond komt klaarblijkelijk pas in actie wanneer er problemen zijn. Erg zorgelijke ontwikkeling.  

Op de vraag “In hoeverre wordt de actuele situatie gemonitord ten opzichte van het oorspronkelijke businessplan, antwoordt het college dat eventuele bijstellingen van een businessplan niet aan de leninggever gemeld te hoeven worden. Ook dit antwoord druist in tegen hetgeen gesteld wordt in artikel 3.4 van het Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021.   

De wethouder stelt onomwonden iedere keer weer dat de lening voldoet aan Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021. Het zal intussen duidelijk zijn dat dit op veel facetten dus duidelijk niet het geval is.

 Invulling horeca in nieuw concern

Er wordt gesteld dat er een toekomstig concern met twee stichtingen en één horeca B.V. gaat komen. Cultuur is leidend en horeca ondersteunend. Ook zou er een gelijk speelveld met Helmondse horeca moeten zijn en ook geen subsidie naar de horeca BV moeten gaan.

Uit schriftelijke antwoorden blijkt dat de bestuurstichting zowel zeggenschap heeft of het cultuuraanbod als de horeca B.V. Uiteindelijk zou deze bestuurstichting dan ook kunnen bepalen of en in hoeverre cultuursubsidies doorstromen naar de horeca B.V. om mogelijke negatieve resultaten daarmee te verrekenen en te voorkomen dat deze horeca B.V. uiteindelijk failliet gaat.  

Het is volstrekt onduidelijk hoe de horeca in Het Speelhuis op dit moment draait omdat deze onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie. Het verdient de aanbeveling om dit eerst goed in beeld te hebben, alvorens te besluiten dat de horeca dienend aan cultuur moet zijn.

De wethouder heeft hier 5 over 12 nog opdracht voor gegeven. Er wordt steeds vanuit gegaan dat de horeca een positieve bijdrage levert aan de totale exploitatie. Wanneer deze opbrengsten echter tegenvallen heb je zowel bij Het Speelhuis als bij De Cacaofabriek een gat in je totale exploitatie. Dit ontstane gat zal ergens uit betaald moeten worden. Het kan niet betaald worden uit de horecapoot en dus zal het automatisch betaald moeten worden uit het algemene resultaat van de ticketverkoop/subsidies vanuit de cultuur. Feitelijk wordt hiermee indirect de horeca toch gesubsidieerd. De wethouder beaamt zelf ook dat een goed florerende horeca rechtsreeks doorwerkt in het functioneren van De Cacaofabriek. Hiermee creëer je dan wel weer een ongelijk speelveld met de Helmondse horeca omdat een reguliere horecaondernemer zijn negatieve resultaat niet kan bijplussen vanuit een ander potje en daardoor zijn bedrijf dan zal moeten herfinancieren of op de fles zal moeten laten gaan.

Het zou anders zijn wanneer er een aparte horeca B.V. is met een eigen directie met GEEN enkele relatie met de cultuurpoot. Bij negatieve rendementen zal die B.V. dan ook zelf haar broek moeten ophouden en wellicht extra leningen aantrekken om de tekorten weg te werken, zoals ook al die andere ondernemers doen in de stad. Alleen dan heb je pas een gelijk speelveld. Alleen is het de vraag of bij structurele verliezen bij de horeca-B.V. een bank bereid is een financiering te verstrekken. Mijn vermoeden zegt, dat dit niet zo is. En dus staat de gemeente uiteindelijk ook bij deze variant toch weer aan de lat als we het belangrijk vinden een horecafunctie te willen behouden. En daarmee is ook hier het gelijke speelveld met de plaatselijke horeca weer weg.      

Er is eerder in beeld gebracht wat de mogelijke consequenties van de fusie zijn voor de exploitatie. Daarbij viel het op dat in alle berekeningen de horeca licht negatief of licht positief een bijdrage levert aan de exploitatie. Wanneer je het jaarverslag 2021 van de gemeente Helmond erbij pakt, dan valt het op dat de horeca-omzet aanzienlijk achterbleef bij de prognoses en dat de exploitatie toen een nadeel te verstouwen kreeg van maar liefst € 488.000,--. Eerlijkheidshalve moet hierbij wel gezegd worden, dat dit als gevolg van Corona kwam, maar het geeft wel te denken, hoe we dergelijke negatieve resultaten dan gaan opvangen als het in de toekomst weer voor komt en we dit niet via het mogelijke positief renderende cultuurgedeelte mogen bijplussen.

Komt bij dat slechte prognoses bij de Cacaofabriek in het allereerste begin er ook toe geleid hebben dat de Cacaofabriek bijna failliet ging en waarom zou dit hier niet kunnen gebeuren. Voorzichtigheid is dan ook op zijn plaats als we tenminste willen leren van fouten uit het verleden.  

 Horeca Cacaofabriek   

Wij hebben naar aanleiding van berichtgeving in de media raadsvragen hierover gesteld. Op de vraag of de gemeente Helmond het stichtingsbestuur ter verantwoording heeft geroepen, kregen wij het nietszeggende antwoord dat “de bedrijfsvoering en samenwerking cultuur en horeca gespreksonderwerp is tussen Stichting de Nederlandsche Cacaofabriek en de horeca BV”

Erg vreemd omdat de Cacaofabriek de horeca heeft overgenomen en dus feitelijk ook in één hand zit.

Een voordeel van het optuigen van een concernverband is dat je personeel over en weer kunt detacheren, mits dat op basis van gelijkwaardigheid gaat. Wanneer Het Speelhuis personeel detacheert bij De Cacaofabriek dan moet het tarief hetzelfde zijn als wanneer De Cacaofabriek personeel weer detacheert bij Het Speelhuis. Vanuit meerdere bronnen heb ik vernomen dat de gemeente Helmond voor Het Speelhuis geen nieuw personeel meer in dienst neemt. Dit personeel zou dan in deze transitiefase in dienst komen bij St De Cacaofabriek en wordt dan vervolgens weer gedetacheerd bij Het Speelhuis. Helaas is mij ter ore gekomen dat dit detacheren niet goed verloopt en alweer “on hold” staat. Terwijl dit nou één van de grote voordelen zou zijn voor het optuigen van een concernverband.

Vanuit de gemeente Helmond zouden voor het detacheren vanuit Het Speelhuis namelijk andere aanzienlijk hogere opslagen worden gebruikt dan dat St. De Cacaofabriek hanteert voor detachering aan Het Speelhuis. Vanuit De Cacaofabriek zou daarop gereageerd zijn, door voortaan dezelfde opslag te hanteren als die van de gemeente Helmond. Maar deze logische oplossing zou een gemeente- ambtenaar veel te ver gegaan zijn. Er zou hier uiteindelijk zoveel ophef over gemaakt zijn, dat er van detachering voorlopig niets meer terecht komt met alle gevolgen van dien. Wanneer er in aanloop op fusievorming al zoveel gedoe is, dan geeft dat bij mij in ieder geval weinig vertrouwen voor de toekomst.


Relatie commerciële huurders

De wethouder geeft aan dat St. De Cacaofabriek hoofdhuurder is en verantwoordelijk is voor de servicekosten en energiekosten. En zoals ik de presentatie interpreteer dus niet voor de onderverhuur!

De presentatie zou daarmee afwijken van het eerder gegeven schriftelijk antwoord op onze eerdere gestelde schriftelijke vraag 2 van 20 juni 2022. Hierin wordt expliciet door de wethouder aangegeven dat de stichting van de gemeente Helmond het gebouw huurt en de uitbater pacht bij de stichting.

Vanuit juridisch oogpunt is de gemeente Helmond eigenaar en verhuurder van het gebouw. Wanneer er sprake is van een hoofdhuurderschap is St. De Cacaofabriek de enige contractspartij die een huurcontract met de gemeente Helmond zou moeten hebben. Anders zou het een normale huurder zijn geweest. In de rol van hoofdhuurder zou St. de Cacaofabriek dan verantwoordelijk moeten zijn voor de opmaak van onderverhuurovereenkomsten, de incasso van de servicekosten, energiekosten maar zeker ook de incasso van de huurpenningen. De bemoeienis en rol als gemeente Helmond in een mogelijk mediationtraject kunnen velen dan ook niet begrijpen omdat zij immers juridisch geen contractspartij hierin is.

We hebben echter ook signalen ontvangen, die bevestigen dat de gemeente Helmond alle verhuur overeenkomsten met de onderverhuurders heeft opgesteld en zelfs de huurpenningen van onderverhuurders incasseert. Dit zou dan weer overeenkomen met hetgeen in de presentatie vermeld staat, maar het klopt juridisch uiteraard niet.

St. De Cacaofabriek is de enige die hierover gaat. Het verbaast mij ook dat in de presentatie te lezen staat dat zowel St. De Cacaofabriek als de gemeente Helmond hierover met de huurders in gesprek is gegaan. Vanuit welke hoedanigheid heeft de gemeente Helmond dit dan weer gedaan? Welke autonomie heeft het bestuur van de Cacaofabriek nog?

In het raadsvoorstel van 1 november 2022 m.b.t. de wensen- en bedenkingenprocedure over de oprichting van het concernverband, staat op bladzijde 2 van het voorstel onder de letter D. het volgende te lezen;

“de gemeente krijgt sturingsmogelijkheden via de diverse subsidies, vergunningen en huurovereenkomsten, voorts krijgt de gemeente een aantal statutaire goedkeuringsrechten en de bevoegdheid om 2 van de leden van het bestuur van de bestuurstichting te benoemen”

Bijzonder dat ook hier melding wordt gemaakt dat de gemeente sturing uitoefent met onder andere huurovereenkomsten.


Toegekende subsidie 2023

In de presentatie wordt alleen aangegeven waaruit de subsidie 2023 bestaat. Namelijk een exploitatiedeel voor de culturele programmering en huur. Dat is op zich niet zo interessant. Interessanter is het om te weten op welke parameters de STRUCTURELE subsidie is berekend en op welke basis de huur is bepaald evenals de daarbij behorende subsidie. Van belang hierbij is wat de huurwaarde van het pand is. De hoogte van de huurpenningen worden daarop immers gebaseerd.

In 2014 ging het ook al verkeerd door simpelweg de twee subsidiestromen van Het Filmhuis en Lakei/v.h. Plato bij elkaar op te tellen en dit dreigt hier ook weer verkeerd te gaan omdat tot op heden nog steeds niet inzichtelijk zou zijn hoe de structurele subsidie is opgebouwd. Het moet toch duidelijk en inzichtelijk gemaakt kunnen worden, wat er structureel nodig is om De Cacaofabriek financieel gezond te houden? Uit signalen die wij hebben ontvangen, zou blijken dat dit na al die jaren nog steeds niet duidelijk is, ondanks het feit dat wij als raad al eerder aangegeven hebben tot een financieel gezond en toekomstbestendig cultureel ondernemerschap van zowel Het Speelhuis en De Cacaofabriek te willen komen. Het feit dat hier met geen woord over wordt gerept in de presentatie, bevestigt deze eerder opgevangen signalen.

 Samengaan met het Speelhuis

Met grote verbazing neem ik kennis wat er hieromtrent allemaal genoemd wordt in de presentatie. Als raad hebben wij met de kennis van toen op 28 september 2021 al het besluit genomen om tot verzelfstandiging van het Speelhuis over te gaan.        Op 29 november 2022 verschijnt er dan een raadsinformatie brief waarin aangekondigd wordt dat het de vakbonden zijn die om uitstel van de verzelfstandiging vragen. Ook wordt in dezelfde brief door de wethouder aangegeven dat er een zorgvuldig traject met de ondernemersraad gevoerd moet worden.

Ook dit verhaal zou iets genuanceerder in elkaar zitten. Signalen die wij hieromtrent ontvangen hebben, zijn dat de ambtenaren al vanaf 28 september 2021 wisten dat de ondernemersraad en vakbonden nog betrokken moesten worden bij zo’n omvangrijk traject. Ambtelijk is echter nagelaten dit op te pakken, waardoor de vakbonden en de ondernemingsraad hierover medio eind november 2022 zelf maar aan de bel getrokken hebben. Wetende dat dergelijke overleggen intensief en lang duren, was het uiteindelijk niet mogelijk om de fusie per 1 januari 2023 door te laten gaan.

Van enige zorgvuldigheid richting vakbonden en ondernemingsraad zou dan ook geen sprake zijn vanuit de gemeente Helmond omdat ze deze belangrijke partijen gewoonweg vergeten waren.   

Ook met betrekking tot de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur was op 28 september 2021 al bekend dat we hier op termijn aan moeten voldoen. Het is verbazingwekkend dat er op 28 maart 2023 een raadsinformatiebrief verschijnt waarin aangegeven wordt dat er nog een onderzoek plaatsvindt in hoeverre de Fair Practice Code is geïmplementeerd. Hebben we daar sinds 28 september 2021 al niet genoeg tijd voor gehad om een dergelijk onderzoek te doen?

Daarnaast zou er plotseling uit het niets een onderzoek moeten plaatsvinden in hoeverre de instellingen financieel gezond zijn. Hebben we dan geen goedkeurende ondertekende accountantsverslagen van de afgelopen jaren die hieraan ten grondslag liggen? Over deze issues, lees ik overigens ook niets terug in de eerdere verzonden raadsinformatiebrief van 29 november 2022. Wanneer de gesprekken met de vakbonden en OR niet zouden zijn gevoerd, hadden we deze issues dan achterwege gelaten om de termijn van 1 januari 2023 te halen? Uit gesprekken die wij hebben gehad, blijkt overigens ook dat dit pas later besloten is om alsnog te doen. What’s next?!

In het raadsvoorstel m. b.t. de wensen en bedenkingenprocedure over de oprichting van het concernverband staat op bladzijde 2 onder letter D het volgende te lezen;

“de gemeente krijgt sturingsmogelijkheden via de diverse subsidies, vergunningen en huurovereenkomsten, voorts krijgt de gemeente een aantal statutaire goedkeuringsrechten en de bevoegdheid om 2 van de leden van het bestuur van de bestuurstichting te benoemen”

Ook met betrekking tot de benoeming van de 2 leden van de bestuurstichting, hebben wij signalen ontvangen dat er hier niet zoveel vaart achter zit. Sterker nog; vanwege het feit dat fusievorming per 1 januari 2023 is uitgesteld naar minimaal 1 juli 2023, zou werving van deze bestuursleden medio december “on hold” zijn gezet door de wethouder. Erg merkwaardig omdat men weet dat deze functies uiteindelijk wel een keer ingevuld moeten worden. In het kader van de zorgvuldigheid zou het juist goed zijn geweest om hier de tijd voor te nemen en juist door te gaan met de werving van deze personen als men tenminste uiterlijk 1 juli 2023 helemaal klaar wil zijn.  


Planning

De planning is duidelijk op papier weergegeven. Waar ik benieuwder naar ben, is hoe de planning in 2021 en 2022 is geweest en wat men binnen deze planning heeft weten te realiseren en wat niet. Het valt mij op dat in deze planning nagenoeg alles in het 2e kwartaal gepropt is, terwijl er intussen enorm veel tijd verstreken is sinds het eerste besluit om te verzelfstandigen. Er moet in deze planning helemaal niets tegen zitten omdat we anders de verzelfstandiging waarschijnlijk weer met minimaal een halfjaar moeten uitstellen en het is de vraag of dit fusieverhaal dan nog wel als geloofwaardig kan worden bestempeld.

 
Recent krantenartikel inzake aanstelling interim-directeur

Onlangs moesten we wederom uit de krant vernemen dat er een nieuwe interim-directeur is aangesteld. Met betrekking tot deze aanstelling, hebben wij opgevangen dat de selectieprocedure voor deze directeur niet erg transparant zou zijn verlopen en dat daarin het bestuur van De Cacaofabriek een ondergeschikte rol zou hebben gespeeld. En dit terwijl deze directeur ook zou moeten gaan over het succesvol vormen van een concernverband tussen Het Speelhuis en Cacaofabriek. De betreffende directeur zou in Sittard-Geleen ook al ervaring hebben opgedaan met het samenvoegen van cultuurinstellingen, wat uiteindelijk niet erg succesvol bleek omdat de directeur vanwege een geschil van inzicht voortijdig is vertrokken.

Daar komt bij dat er signalen zijn dat de ambtenaar die de nieuwe directeur klaarblijkelijk zou hebben voorgedragen, al eerder een zakelijke relatie met de directeur zouden hebben gehad vanuit een andere toezichthoudende rol bij een ander theater. Het is dan ook de vraag in hoeverre dit allemaal wenselijk is in deze cruciale fase van het proces.

Het is een uiteindelijk een heel lang verhaal geworden. Het zal ook duidelijk zijn dat dit onmogelijk in 3 minuten duidelijk gemaakt kan worden in een opiniecommissievergadering. Het verhaal wat ik hier heb weergegeven is opgehaald uit gesprekken die Louis van de Werff en ik afzonderlijk van elkaar met betrokkenen en ex-betrokkenen hebben gevoerd. Ik heb kan niet beoordelen of en in hoeverre deze informatie allemaal juist is. Wat ik wel kan aangeven is dat veel informatie door meerdere bronnen onafhankelijk van elkaar met Louis en met mij gedeeld is. Ook staan er feitelijkheden in dit verhaal op basis van de eerdere raadsvoorstellen, raadsinformatiebrieven, bepalingen uit het Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021, mediaberichten en de antwoorden op de door ons eerder gestelde schriftelijke vragen.  

 Ik ben oprecht trots op het mooie Speelhuis en de Cacaofabriek en ik hoop dan ook oprecht dat we hier als stad nog heel lang gebruik van kunnen blijven maken. Aan de hand van de opgehaalde informatie en eerdere antwoorden van de wethouder, heb ik daar op dit moment helaas wel grote zorgen over.  

 Ik zie namelijk bij de vorming van dit concernverband weer zo’n zelfde patroon ontstaan als bij de totstandkoming van De Cacaofabriek. Met de beste bedoelingen een concernverband realiseren en daarna zien we wel verder hoe we de dan weer ontstane, mogelijk nog grotere, problemen gaan oplossen.

 

Dit college pretendeert transparantie hoog in het vaandel te hebben staan. Dit blijkt onder ander uit het feit dat in het coalitieakkoord 2022-2026 te lezen staat dat die “andere overheid” een overheid is, die meedenkt, zich openstelt en transparant communiceert.

Gezien alle signalen die wij vanuit meerdere bronnen tot ons hebben gekregen, blijkt het tegenovergestelde en lijkt het ons noodzakelijk een uitgebreid onderzoek te doen naar de waarheidsvinding m.b.t. alle ontwikkelingen bij De Cacaofabriek vanaf 14 maart 2014 of eerder met een doorkijk naar de ontwikkelingen van de concernvorming met Speelhuis.

We kunnen daarbij als raad meerdere instrumenten inzetten. Te denken valt aan een verzoek aan de rekenkamer om een onderzoek in te stellen. Of een eigen onderzoekscommissie van de raad, het “enquêterecht”. Bij beide instrumenten moeten we kijken dat het hier gaat om het gemeentelijk handelen ten aanzien van een externe partij.

Het rekenkameronderzoek richt zich in eerste instantie op de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid. Maar het onderzoek wat wij beogen ziet op meer dan dat. Het ziet op waarheidsvinding.

De lokale enquête lijkt zich daar meer voor te lenen. Dat instrument bestaat al even maar wordt niet zo vaak ingezet omdat het de nodige voorbereiding, externe ondersteuning en financiering vraagt. Op zich is dat overigens niet per sé anders dan bij een rekenkameronderzoek, alleen hier moet de raad die werkzaamheden zelf verrichten.

Graag gaan wij met een delegatie van alle fracties hierover in gesprek hoe we dit met elkaar het beste kunnen organiseren en welk instrument het beste ingezet kan worden, zodat we zo spoedig mogelijk met een dergelijke enquête kunnen beginnen. Dit in het belang van een toekomstig bestendige, levensvatbare culturele instelling voor de inwoners van onze stad Helmond! 

De handreiking “Decentraal enquêterecht” van ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal ik u ter informatie via de griffie doen toekomen, zodat u een beter beeld krijgt wat dit enquêterecht precies inhoudt.           

Serge van de Brug

VVD raadslid