Hieronder volgt een zeer uitgebreid relaas van ons raadslid Serge van de Brug over de situatie bij de Cacaofabriek.
Ik ga u meenemen in een aantal zaken die de (ex)-betrokkenen
toch wel heel anders ervaren dan de wethouder zelf en ik hanteer qua
onderwerpen daarbij dezelfde volgorde als de wethouder in haar presentatie
hanteert.
Op 14 maart 2014 is De Cacaofabriek geopend. Dit moest en
zou voor de gemeenteraadsverkiezingen nog gebeuren zodat dit nog een prominente
rol bij de verkiezingscampagne zou kunnen hebben. Ambitie van de toenmalige gemeenteraad
was om jongerenpoppodium “Lakei v/h Plato” en “Het filmhuis” samen te voegen in
de nieuwe “Cacaofabriek”.
Afspraken over structurele subsidiering vanuit gemeente Helmond
moesten nog worden vastgelegd, maar dit zou in de loop van het jaar financieel
onderbouwd worden vastgelegd. Wat overigens tot op heden nog steeds niet gebeurd
zou zijn. Vooralsnog werden de eerder betaalde subsidies aan Lakei v/h Plato en
Filmhuis bij elkaar opgeteld en dit zou dan de structurele subsidie voor De
Cacaofabriek worden.
Op 3 februari 2015 wordt een voorstel in de raad hierover besproken. In het voorstel staat onder andere dat er vanwege de financiële risico’s voor de toekomst intensief toezicht door de gemeente op de Cacaofabriek gehouden moet worden en dat het nieuwe bestuur op een transparante wijze de horeca door middel van een meervoudig onderhandse aanbesteding moet gaan vergunnen. Uitgangspunt is een omzet gerelateerde verhuring. Daarnaast wordt een substantiële bijdrage in de exploitatie en aan het functioneren van het cultuurconcept als geheel verwacht. Op 7 juli 2015 wordt het bedrijfsplan in de raad besproken en wordt er 1 miljoen euro incidenteel vrijgemaakt om de negatieve resultaten af te dekken.
Op 1 juni 2015 starten de horecaondernemers als “ingehuurde bedrijfsleiding” met de exploitatie van de horeca bij de Cacaofabriek en de huur/pachtovereenkomst krijgt in augustus 2015 zijn beslag. Er wordt geen overnamesom betaald door de horecaondernemers en dat zou logisch zijn omdat ze als bedrijfsleiding zouden worden ingehuurd. Het vreemde hierin is dan wel weer dat er even later gesproken wordt over een huur/pachtovereenkomst, wat echt iets anders is dan “ingehuurde bedrijfsleiding”.
Het zou dan ook logisch zijn geweest zijn dat bij het
aangaan van deze huur/pachtovereenkomst de door St De Cacaofabriek ingebrachte
en betaalde inventaris verkocht wordt aan deze horecaondernemers. Helaas wordt
in plaats daarvan ongeveer € 60.000,-- boekhoudkundig afgeschreven door St De
Cacaofabriek, wat het financiële tekort in 2014 doet oplopen tot € 353.000,-- De
horeca-exploitatie inclusief aanwezige inventaris en voorraden wordt tegen een
overnamesom van € 0,00 overgedragen aan de nieuwe horecaondernemers.
Het bijzondere met betrekking tot de uitgevoerde aanbestedingsprocedure, is dat de gemeente Helmond de organisatie daarvan klaarblijkelijk volledig voor haar rekening zou hebben genomen en dat ook alle contracten uiteindelijk door de gemeente Helmond zouden zijn opgesteld. Het bestuur van de Cacaofabriek zou daar in zijn geheel niet in betrokken zijn geweest. Met alle gevolgen van dien.
De wethouder geeft aan dat er bij de start onvoldoende
afspraken zijn gemaakt over verhouding cultuur en horeca. Dat is vreemd te
noemen omdat er bij de start van De Cacaofabriek geen problemen waren over de
verhouding tussen cultuur en horeca. Immers, het bestuur van De Cacaofabriek
was toen verantwoordelijk voor zowel cultuur als horeca.
De wethouder geeft aan dat er pas eind 2021 signalen over de horeca bij haar terecht zijn gekomen. Wij vinden dit opmerkelijk. Uit informatie die wij namelijk hebben ontvangen, zou namelijk blijken dat de wethouder ergens in het voorjaar van 2020 al in kennis gesteld zou zijn van het feit dat de horecaondernemers voornemens waren te vertrekken uit de Cacaofabriek. Als gevolg van de heersende Coronacrisis zouden zij hun prioriteiten heroverwogen hebben en was er ook al een nieuwe ondernemer in beeld die de activiteiten in de Cacaofabriek zou overnemen.
St. De Cacaofabriek om ervoor te zorgen dat deze issues van
“vergeten indexaties” niet op het bordje van de toenmalige exploitanten werd
gelegd omdat die exploitant in al die jaren er immers toch mooi voor gezorgd had
dat St. De Cacaofabriek winst bijschrijvingen tegemoet had kunnen zien. Iets
wat overigens ook was overeengekomen bij aanvang, evenals de toepassing van de
jaarlijkse indexering die dan weliswaar niet wordt toegepast.
Wanneer ten tijde van de overname de nieuwe exploitant hiervan niet op de hoogte was, kan de vraag gesteld worden of en in hoeverre deze nieuwe horeca-exploitant toen wel ingestapt zou zijn, als hij dit allemaal van te voren geweten zou hebben? Heeft de ondernemer uiteindelijk niet te veel betaald voor de overname omdat de aankomende indexatie van de kosten opzettelijk buiten zijn zicht werd gehouden?
De juridische basis om als gemeente Helmond überhaupt een
mediationtraject te starten, ontgaat velen tot op heden ook nog steeds omdat de
gemeente Helmond geen directe partij was in dit conflict tussen de nieuwe
horecaondernemer en het bestuur van St. De Cacaofabriek.
Het starten van een mediationtraject had geïnitieerd moeten
worden door beide conflicterende partijen om een minnelijke oplossing te
forceren. In een mogelijke juridische procedure zou een rechter hier
waarschijnlijk ook als eerste op hebben aangestuurd.
Ook de keuze voor een bepaalde
mediator had uiteindelijk bij beide partijen moeten liggen. Wat niet gebeurd
zou zijn. De wethouder zou zich aan de voorzijde al gemoeid hebben met deze
mediation en daarnaast heeft de gemeente Helmond dit traject ook volledig
betaald.
Logischer zou het zijn geweest dat
de gemeente Helmond het bestuur van St. De Cacaofabriek had verzocht om serieus
te overwegen gebruik te maken van een mediationtraject om de geschillen op te
lossen. Het bestuur van De Cacaofabriek heeft hierin namelijk een zelfstandige
bevoegdheid. En nu heeft het er alle schijn van dat de gemeente Helmond op de
stoel van het stichtingbestuur is gaan zitten.
Daarbij komt ook nog dat we
serieuze signalen heb ontvangen dat er meerdere ambtenaren van de gemeente
Helmond zich actief met deze mediation hebben beziggehouden, op een dusdanige
wijze dat dit geen schoonheidsprijs verdient. Het feit dat er een geheimhouding
op dit traject zit, is dan ook niet zo verwonderlijk. Het zou aan te bevelen
zijn dat alle documenten over dit mediationtraject en het verdere
onderhandelingstraject openbaar worden inclusief alle mailwisselingen,
app-verkeer etc..
Dit college pretendeert
transparantie hoog in het vaandel te hebben staan. Dit blijkt onder ander uit het feit
dat in het coalitieakkoord 2022-2026 te lezen staat dat die “andere overheid”
een overheid is, die meedenkt, zich openstelt en transparant communiceert. Tot
dusver lijkt het in dit dossier helaas een loze belofte.
Lening
En dan kom ik aan bij de verstrekte lening. Daar is al veel
over gesproken en hebben we ook al de nodige vragen over gesteld. Het blijft
merkwaardig dat er in 2015 in eerste instantie twee horecaondernemers bereid wordt
gevonden “de bedrijfsleiding” te voeren, met behoud van alle inventaris voor De
Cacaofabriek. En dat er dan medio augustus een huur/pachtovereenkomst gesloten
wordt voor een bepaalde periode, waarbij de overnamepartij helemaal niets
betaalt voor deze overname, maar waarbij zij wel alle inventaris- en nog aanwezige
voorraad GRATIS in handen zouden hebben gekregen. Met als gevolg dat St. De
Cacaofabriek de eerder gedane investering dan ineens moet afboeken ter waarde
van ongeveer € 60.000,--.
Na 6 jaar zou de horeca van de hand gedaan zijn aan een
andere exploitant voor een bedrag van maar liefst € 300.000,--. Weer een jaar
later leent de gemeente Helmond vervolgens eenzelfde bedrag aan St. De
Cacaofabriek om deze eerder tot € 0,00 afgeschreven inventaris inclusief de
exploitatierechten voor de horeca weer terug te kopen voor € 300.000,--.
Een lening die voorafgaand aan een duidelijk collegebesluit
hierover, ook al aan het bestuur van St De Cacaofabriek zou zijn toegezegd door
de toenmalige wethouder van cultuur.
Een lening die uiteindelijk zonder enige waarborgen en garanties tot stand komt en zonder dat er ook maar één blik geworpen is op de door de accountant opgestelde goedgekeurde ondertekende accountantsverslagen. In 2015 wordt door het college al onderkend dat er behoorlijke financiële risico’s voor de toekomst zijn. Bij het besluit om tot een lening over te gaan, wordt hier klaarblijkelijk niet langer bij stil gestaan.
Dit fronst bij vele betrokkenen en ex-betrokkenen nogmaals
de wenkbrauwen en enkele maken zelfs de opmerking dat het maar goed is, dat de
gemeente Helmond geen bank is, omdat deze dan snel “bankroet” zou zijn geweest
met een dergelijk acceptatiebeleid.
Eén en ander zou passen binnen het Leningen- en Borgstellingenbeleid
2021. Daar heb ik zelf nog steeds een heel andere mening over en dat zal ik
uitleggen aan de hand van het Leningen- en garantiebeleid wat in 2021 is geactualiseerd.
Leningen en Borgstellingenbeleid 2021
Algemene kaders
1.1: Om het risico dat de gemeente het geld niet
terugkrijgt te verkleinen, moeten zoveel mogelijk zekerheden worden
gesteld;
Feit is dat door de gemeente Helmond in zijn geheel geen
zekerheden zijn gesteld! Ondanks het feit dat al op 3 februari 2015 in een
raadsvoorstel nog expliciet wordt benoemd dat vanwege de financiële risico’s
voor de toekomst “intensief toezicht” door de gemeente Helmond op de Cacaofabriek
gehouden moet worden. Wat is er überhaupt van dit afgesproken toezicht terecht
gekomen en hoe is dit nu georganiseerd?
Uitgangspunten leningen en garanties
2.2 Een garantie of geldlening wordt uitsluitend
verstrekt voor de uitoefening van de publieke taak. De publieke taak wordt in
de wet niet nader omschreven. De gemeenteraad bepaalt gemotiveerd en transparant
in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan
en hoe deze zal worden uitgevoerd;
Op onze schriftelijke vraag 1 van d.d. 18 juli 2022 antwoordt
het college als volgt:
“op grond van het leningen- en borgstellingenbeleid mag het
college, zonder vooraf de gemeenteraad hierin te betrekken, gelden uitlenen
indien dit past binnen de publieke taak van de gemeente”
Dit antwoord is niet juist. Uit artikel 2.2 van het
leningen- en borgstellingenbeleid blijkt namelijk overduidelijk dat het een
bevoegdheid van de raad is om te bepalen wat een “publieke taak” is. Dit is
geen bevoegdheid van het college. Het college had de raad over dit aspect aan
de voorzijde moeten betrekken en dat heeft ze nagelaten. Na de vaststelling
door de raad “wat een publieke taak is”, had het college dan haar afweging kunnen
maken om een lening te verstrekken. Omdat de raad aan de voorzijde dan toch al
betrokken is, had ook meteen aan de raad voorgelegd kunnen worden of er wensen
of bedenkingen tegen het verstrekken van deze lening zouden zijn en zou er achteraf
niet zoveel ophef over de verstrekking van de lening zijn geweest.
In hetzelfde antwoord van het college staat ook te lezen dat
zij ” in bestuurlijke zin de afweging gemaakt heeft dat de lening zou
passen”. Dat lijkt me helaas niet erg voor
de hand liggen, wanneer de raad niet heeft kunnen uitspreken of deze lening het
publieke doel dient.
2.3 Een geldlening wordt pas verstrekt op het moment dat
er aantoonbaar geen andere aanbieders zijn. Hiertoe dienen minimaal twee
schriftelijke verklaringen van banken met minimaal een A-rating.
Deze zijn bij mijn weten nog nooit aangetoond en ook hebben wij als raad de oorspronkelijke financieringsaanvragen inclusief bijbehorende ondernemersplannen en goedkeurende accountantsverslagen nooit voorbij zien komen.
Op onze schriftelijke vraag 8 van d.d. 18 juli 2022 geeft de wethouder het volgende antwoord “het bestuur van de Cacaofabriek heeft onderzocht of haar huisbankier een financiering wilde verstrekken.
Deze bank was enkel bereid te financieren onder de
voorwaarde van een persoonlijke borgstelling door het bestuur”. Conclusie: Er
was dus wel degelijk een aanbieder! Voor artikel 2.3 is het niet relevant onder
welke condities dit dan had moeten zijn. Het feit dat er een aanbieder is, is al
voldoende om volgens dit artikel van het door de raad vastgelegde Leningen en
Borgstellingenbeleid 2021 geen lening te verstrekken! Met betrekking tot de
persoonlijke borg had de gemeente Helmond zelf ook in actie kunnen komen om met
deze bank het gesprek aan te gaan om te onderzoeken of er m.b.t. borgstelling andere
opties mogelijk zouden zijn geweest. Maar hier is ook helemaal niets mee
gedaan.
Feit is dat er ook conform dit artikel niet juist is gehandeld.
Beheer van verstrekte leningen en garanties
3.4 Ook dient vastgelegd te worden welke gegevens jaarlijks
overlegd moeten worden. Deze contractuele afspraken moeten jaarlijks opgevolgd
en gemonitord worden. Actief monitoren is van belang om financieel nadelige
gevolgen te voorkomen of te beperken door tijdig in te grijpen.
Op 3 februari 2023 stellen wij de volgende vraag aan het college
“Bent u het met ons eens dat we als gemeente nog meer een vinger aan de pols
zouden moeten houden vanwege het feit dat we een lening van € 300.000,-- hebben
uitstaan, zonder enige zekerheden en toenemende risico’s?
Het college antwoord als volgt: Nee, volgens onze vaste
gemeentelijke lijnen volgen wij de terugbetaling van de lening. Pas als aan de
betalingstermijn niet wordt voldaan of als wij signalen ontvangen dat deze niet
voldaan kunnen worden, gaan wij het gesprek aan met de leningnemer.
Dit antwoord strookt niet met de bepaling uit artikel 3.4,
wat uitgaat van een actieve monitoring. De gemeente Helmond komt
klaarblijkelijk pas in actie wanneer er problemen zijn. Erg zorgelijke
ontwikkeling.
Op de vraag “In hoeverre wordt de actuele situatie
gemonitord ten opzichte van het oorspronkelijke businessplan, antwoordt het
college dat eventuele bijstellingen van een businessplan niet aan de
leninggever gemeld te hoeven worden. Ook dit antwoord druist in tegen hetgeen
gesteld wordt in artikel 3.4 van het Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021.
De wethouder stelt onomwonden iedere keer weer dat de lening voldoet aan Leningen- en Borgstellingenbeleid 2021. Het zal intussen duidelijk zijn dat dit op veel facetten dus duidelijk niet het geval is.
Er wordt gesteld dat er een toekomstig concern met twee
stichtingen en één horeca B.V. gaat komen. Cultuur is leidend en horeca
ondersteunend. Ook zou er een gelijk speelveld met Helmondse horeca moeten zijn
en ook geen subsidie naar de horeca BV moeten gaan.
Uit schriftelijke antwoorden blijkt dat de bestuurstichting
zowel zeggenschap heeft of het cultuuraanbod als de horeca B.V. Uiteindelijk
zou deze bestuurstichting dan ook kunnen bepalen of en in hoeverre
cultuursubsidies doorstromen naar de horeca B.V. om mogelijke negatieve
resultaten daarmee te verrekenen en te voorkomen dat deze horeca B.V. uiteindelijk
failliet gaat.
Het is volstrekt onduidelijk hoe de horeca in Het Speelhuis op dit moment draait omdat deze onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie. Het verdient de aanbeveling om dit eerst goed in beeld te hebben, alvorens te besluiten dat de horeca dienend aan cultuur moet zijn.
De wethouder heeft hier 5 over 12 nog opdracht voor gegeven.
Er wordt steeds vanuit gegaan dat de horeca een positieve bijdrage levert aan
de totale exploitatie. Wanneer deze opbrengsten echter tegenvallen heb je zowel
bij Het Speelhuis als bij De Cacaofabriek een gat in je totale exploitatie. Dit
ontstane gat zal ergens uit betaald moeten worden. Het kan niet betaald worden
uit de horecapoot en dus zal het automatisch betaald moeten worden uit het
algemene resultaat van de ticketverkoop/subsidies vanuit de cultuur. Feitelijk
wordt hiermee indirect de horeca toch gesubsidieerd. De wethouder beaamt zelf
ook dat een goed florerende horeca rechtsreeks doorwerkt in het functioneren
van De Cacaofabriek. Hiermee creëer je dan wel weer een ongelijk speelveld met
de Helmondse horeca omdat een reguliere horecaondernemer zijn negatieve
resultaat niet kan bijplussen vanuit een ander potje en daardoor zijn bedrijf
dan zal moeten herfinancieren of op de fles zal moeten laten gaan.
Het zou anders zijn wanneer er een aparte horeca B.V. is met
een eigen directie met GEEN enkele relatie met de cultuurpoot. Bij negatieve
rendementen zal die B.V. dan ook zelf haar broek moeten ophouden en wellicht
extra leningen aantrekken om de tekorten weg te werken, zoals ook al die andere
ondernemers doen in de stad. Alleen dan heb je pas een gelijk speelveld. Alleen
is het de vraag of bij structurele verliezen bij de horeca-B.V. een bank bereid
is een financiering te verstrekken. Mijn vermoeden zegt, dat dit niet zo is. En
dus staat de gemeente uiteindelijk ook bij deze variant toch weer aan de lat
als we het belangrijk vinden een horecafunctie te willen behouden. En daarmee
is ook hier het gelijke speelveld met de plaatselijke horeca weer weg.
Er is eerder in beeld gebracht wat de mogelijke consequenties van de fusie zijn voor de exploitatie. Daarbij viel het op dat in alle berekeningen de horeca licht negatief of licht positief een bijdrage levert aan de exploitatie. Wanneer je het jaarverslag 2021 van de gemeente Helmond erbij pakt, dan valt het op dat de horeca-omzet aanzienlijk achterbleef bij de prognoses en dat de exploitatie toen een nadeel te verstouwen kreeg van maar liefst € 488.000,--. Eerlijkheidshalve moet hierbij wel gezegd worden, dat dit als gevolg van Corona kwam, maar het geeft wel te denken, hoe we dergelijke negatieve resultaten dan gaan opvangen als het in de toekomst weer voor komt en we dit niet via het mogelijke positief renderende cultuurgedeelte mogen bijplussen.
Komt bij dat slechte prognoses bij de Cacaofabriek in het allereerste begin er ook toe geleid hebben dat de Cacaofabriek bijna failliet ging en waarom zou dit hier niet kunnen gebeuren. Voorzichtigheid is dan ook op zijn plaats als we tenminste willen leren van fouten uit het verleden.
Wij hebben naar aanleiding van berichtgeving in de media raadsvragen hierover gesteld. Op de vraag of de gemeente Helmond het stichtingsbestuur ter verantwoording heeft geroepen, kregen wij het nietszeggende antwoord dat “de bedrijfsvoering en samenwerking cultuur en horeca gespreksonderwerp is tussen Stichting de Nederlandsche Cacaofabriek en de horeca BV”
Erg vreemd omdat de Cacaofabriek de horeca heeft overgenomen
en dus feitelijk ook in één hand zit.
Een voordeel van het optuigen van een concernverband is dat
je personeel over en weer kunt detacheren, mits dat op basis van
gelijkwaardigheid gaat. Wanneer Het Speelhuis personeel detacheert bij De Cacaofabriek
dan moet het tarief hetzelfde zijn als wanneer De Cacaofabriek personeel weer
detacheert bij Het Speelhuis. Vanuit meerdere bronnen heb ik vernomen dat de
gemeente Helmond voor Het Speelhuis geen nieuw personeel meer in dienst neemt.
Dit personeel zou dan in deze transitiefase in dienst komen bij St De
Cacaofabriek en wordt dan vervolgens weer gedetacheerd bij Het Speelhuis. Helaas
is mij ter ore gekomen dat dit detacheren niet goed verloopt en alweer “on
hold” staat. Terwijl dit nou één van de grote voordelen zou zijn voor het
optuigen van een concernverband.
Vanuit de gemeente Helmond zouden voor het detacheren vanuit
Het Speelhuis namelijk andere aanzienlijk hogere opslagen worden gebruikt dan
dat St. De Cacaofabriek hanteert voor detachering aan Het Speelhuis. Vanuit De
Cacaofabriek zou daarop gereageerd zijn, door voortaan dezelfde opslag te hanteren
als die van de gemeente Helmond. Maar deze logische oplossing zou een gemeente-
ambtenaar veel te ver gegaan zijn. Er zou hier uiteindelijk zoveel ophef over
gemaakt zijn, dat er van detachering voorlopig niets meer terecht komt met alle
gevolgen van dien. Wanneer er in aanloop op fusievorming al zoveel gedoe is,
dan geeft dat bij mij in ieder geval weinig vertrouwen voor de toekomst.
Relatie commerciële huurders
De wethouder geeft aan dat St. De Cacaofabriek hoofdhuurder
is en verantwoordelijk is voor de servicekosten en energiekosten. En zoals ik
de presentatie interpreteer dus niet voor de onderverhuur!
De presentatie zou daarmee afwijken van het eerder gegeven schriftelijk antwoord op onze eerdere gestelde schriftelijke vraag 2 van 20 juni 2022. Hierin wordt expliciet door de wethouder aangegeven dat de stichting van de gemeente Helmond het gebouw huurt en de uitbater pacht bij de stichting.
Vanuit juridisch oogpunt is de gemeente Helmond eigenaar en
verhuurder van het gebouw. Wanneer er sprake is van een hoofdhuurderschap is St.
De Cacaofabriek de enige contractspartij die een huurcontract met de gemeente Helmond
zou moeten hebben. Anders zou het een normale huurder zijn geweest. In de rol
van hoofdhuurder zou St. de Cacaofabriek dan verantwoordelijk moeten zijn voor
de opmaak van onderverhuurovereenkomsten, de incasso van de servicekosten,
energiekosten maar zeker ook de incasso van de huurpenningen. De bemoeienis en
rol als gemeente Helmond in een mogelijk mediationtraject kunnen velen dan ook
niet begrijpen omdat zij immers juridisch geen contractspartij hierin is.
We hebben echter ook signalen ontvangen, die bevestigen dat de gemeente Helmond alle verhuur overeenkomsten met de onderverhuurders heeft opgesteld en zelfs de huurpenningen van onderverhuurders incasseert. Dit zou dan weer overeenkomen met hetgeen in de presentatie vermeld staat, maar het klopt juridisch uiteraard niet.
St. De Cacaofabriek is de enige die hierover gaat. Het
verbaast mij ook dat in de presentatie te lezen staat dat zowel St. De
Cacaofabriek als de gemeente Helmond hierover met de huurders in gesprek is
gegaan. Vanuit welke hoedanigheid heeft de gemeente Helmond dit dan weer gedaan?
Welke autonomie heeft het bestuur van de Cacaofabriek nog?
In het raadsvoorstel van 1 november 2022 m.b.t. de wensen-
en bedenkingenprocedure over de oprichting van het concernverband, staat op
bladzijde 2 van het voorstel onder de letter D. het volgende te lezen;
“de gemeente krijgt sturingsmogelijkheden via de diverse
subsidies, vergunningen en huurovereenkomsten, voorts krijgt de gemeente een
aantal statutaire goedkeuringsrechten en de bevoegdheid om 2 van de leden van
het bestuur van de bestuurstichting te benoemen”
Bijzonder dat ook hier melding wordt gemaakt dat de gemeente
sturing uitoefent met onder andere huurovereenkomsten.
Toegekende subsidie 2023
In de presentatie wordt alleen aangegeven waaruit de
subsidie 2023 bestaat. Namelijk een exploitatiedeel voor de culturele programmering
en huur. Dat is op zich niet zo interessant. Interessanter is het om te weten
op welke parameters de STRUCTURELE subsidie is berekend en op welke basis de
huur is bepaald evenals de daarbij behorende subsidie. Van belang hierbij is
wat de huurwaarde van het pand is. De hoogte van de huurpenningen worden daarop
immers gebaseerd.
In 2014 ging het ook al verkeerd door simpelweg de twee subsidiestromen van Het Filmhuis en Lakei/v.h. Plato bij elkaar op te tellen en dit dreigt hier ook weer verkeerd te gaan omdat tot op heden nog steeds niet inzichtelijk zou zijn hoe de structurele subsidie is opgebouwd. Het moet toch duidelijk en inzichtelijk gemaakt kunnen worden, wat er structureel nodig is om De Cacaofabriek financieel gezond te houden? Uit signalen die wij hebben ontvangen, zou blijken dat dit na al die jaren nog steeds niet duidelijk is, ondanks het feit dat wij als raad al eerder aangegeven hebben tot een financieel gezond en toekomstbestendig cultureel ondernemerschap van zowel Het Speelhuis en De Cacaofabriek te willen komen. Het feit dat hier met geen woord over wordt gerept in de presentatie, bevestigt deze eerder opgevangen signalen.
Met grote verbazing neem ik kennis wat er hieromtrent allemaal genoemd wordt in de presentatie. Als raad hebben wij met de kennis van toen op 28 september 2021 al het besluit genomen om tot verzelfstandiging van het Speelhuis over te gaan. Op 29 november 2022 verschijnt er dan een raadsinformatie brief waarin aangekondigd wordt dat het de vakbonden zijn die om uitstel van de verzelfstandiging vragen. Ook wordt in dezelfde brief door de wethouder aangegeven dat er een zorgvuldig traject met de ondernemersraad gevoerd moet worden.
Ook dit verhaal zou iets genuanceerder in elkaar zitten.
Signalen die wij hieromtrent ontvangen hebben, zijn dat de ambtenaren al vanaf
28 september 2021 wisten dat de ondernemersraad en vakbonden nog betrokken
moesten worden bij zo’n omvangrijk traject. Ambtelijk is echter nagelaten dit
op te pakken, waardoor de vakbonden en de ondernemingsraad hierover medio eind
november 2022 zelf maar aan de bel getrokken hebben. Wetende dat dergelijke
overleggen intensief en lang duren, was het uiteindelijk niet mogelijk om de
fusie per 1 januari 2023 door te laten gaan.
Van enige zorgvuldigheid richting vakbonden en
ondernemingsraad zou dan ook geen sprake zijn vanuit de gemeente Helmond omdat
ze deze belangrijke partijen gewoonweg vergeten waren.
Ook met betrekking tot de Fair Practice Code en de
Governance Code Cultuur was op 28 september 2021 al bekend dat we hier op
termijn aan moeten voldoen. Het is verbazingwekkend dat er op 28 maart 2023 een
raadsinformatiebrief verschijnt waarin aangegeven wordt dat er nog een
onderzoek plaatsvindt in hoeverre de Fair Practice Code is geïmplementeerd.
Hebben we daar sinds 28 september 2021 al niet genoeg tijd voor gehad om een
dergelijk onderzoek te doen?
Daarnaast zou er plotseling uit het niets een onderzoek moeten plaatsvinden in hoeverre de instellingen financieel gezond zijn. Hebben we dan geen goedkeurende ondertekende accountantsverslagen van de afgelopen jaren die hieraan ten grondslag liggen? Over deze issues, lees ik overigens ook niets terug in de eerdere verzonden raadsinformatiebrief van 29 november 2022. Wanneer de gesprekken met de vakbonden en OR niet zouden zijn gevoerd, hadden we deze issues dan achterwege gelaten om de termijn van 1 januari 2023 te halen? Uit gesprekken die wij hebben gehad, blijkt overigens ook dat dit pas later besloten is om alsnog te doen. What’s next?!
In het raadsvoorstel m. b.t. de wensen en bedenkingenprocedure
over de oprichting van het concernverband staat op bladzijde 2 onder letter D
het volgende te lezen;
“de gemeente krijgt sturingsmogelijkheden via de diverse
subsidies, vergunningen en huurovereenkomsten, voorts krijgt de gemeente een
aantal statutaire goedkeuringsrechten en de bevoegdheid om 2 van de leden van
het bestuur van de bestuurstichting te benoemen”
Ook met betrekking tot de benoeming van de 2 leden van de
bestuurstichting, hebben wij signalen ontvangen dat er hier niet zoveel vaart
achter zit. Sterker nog; vanwege het feit dat fusievorming per 1 januari 2023
is uitgesteld naar minimaal 1 juli 2023, zou werving van deze bestuursleden
medio december “on hold” zijn gezet door de wethouder. Erg merkwaardig omdat
men weet dat deze functies uiteindelijk wel een keer ingevuld moeten worden. In
het kader van de zorgvuldigheid zou het juist goed zijn geweest om hier de tijd
voor te nemen en juist door te gaan met de werving van deze personen als men
tenminste uiterlijk 1 juli 2023 helemaal klaar wil zijn.
Planning
De planning is duidelijk op papier weergegeven. Waar ik
benieuwder naar ben, is hoe de planning in 2021 en 2022 is geweest en wat men
binnen deze planning heeft weten te realiseren en wat niet. Het valt mij op dat
in deze planning nagenoeg alles in het 2e kwartaal gepropt is,
terwijl er intussen enorm veel tijd verstreken is sinds het eerste besluit om
te verzelfstandigen. Er moet in deze planning helemaal niets tegen zitten omdat
we anders de verzelfstandiging waarschijnlijk weer met minimaal een halfjaar
moeten uitstellen en het is de vraag of dit fusieverhaal dan nog wel als
geloofwaardig kan worden bestempeld.
Onlangs moesten we wederom uit de krant vernemen dat er een
nieuwe interim-directeur is aangesteld. Met betrekking tot deze aanstelling,
hebben wij opgevangen dat de selectieprocedure voor deze directeur niet erg
transparant zou zijn verlopen en dat daarin het bestuur van De Cacaofabriek een
ondergeschikte rol zou hebben gespeeld. En dit terwijl deze directeur ook zou
moeten gaan over het succesvol vormen van een concernverband tussen Het
Speelhuis en Cacaofabriek. De betreffende directeur zou in Sittard-Geleen ook
al ervaring hebben opgedaan met het samenvoegen van cultuurinstellingen, wat
uiteindelijk niet erg succesvol bleek omdat de directeur vanwege een geschil
van inzicht voortijdig is vertrokken.
Daar komt bij dat er signalen zijn dat de ambtenaar die de
nieuwe directeur klaarblijkelijk zou hebben voorgedragen, al eerder een
zakelijke relatie met de directeur zouden hebben gehad vanuit een andere
toezichthoudende rol bij een ander theater. Het is dan ook de vraag in hoeverre
dit allemaal wenselijk is in deze cruciale fase van het proces.
Het is een uiteindelijk een heel lang verhaal geworden. Het
zal ook duidelijk zijn dat dit onmogelijk in 3 minuten duidelijk gemaakt kan
worden in een opiniecommissievergadering. Het verhaal wat ik hier heb
weergegeven is opgehaald uit gesprekken die Louis van de Werff en ik
afzonderlijk van elkaar met betrokkenen en ex-betrokkenen hebben gevoerd. Ik
heb kan niet beoordelen of en in hoeverre deze informatie allemaal juist is.
Wat ik wel kan aangeven is dat veel informatie door meerdere bronnen
onafhankelijk van elkaar met Louis en met mij gedeeld is. Ook staan er
feitelijkheden in dit verhaal op basis van de eerdere raadsvoorstellen,
raadsinformatiebrieven, bepalingen uit het Leningen- en Borgstellingenbeleid
2021, mediaberichten en de antwoorden op de door ons eerder gestelde
schriftelijke vragen.
Dit college pretendeert transparantie hoog in het vaandel te
hebben staan. Dit blijkt onder ander uit het feit dat in het coalitieakkoord
2022-2026 te lezen staat dat die “andere overheid” een overheid is, die
meedenkt, zich openstelt en transparant communiceert.
Gezien alle signalen die wij vanuit meerdere bronnen tot ons hebben gekregen, blijkt het tegenovergestelde en lijkt het ons noodzakelijk een uitgebreid onderzoek te doen naar de waarheidsvinding m.b.t. alle ontwikkelingen bij De Cacaofabriek vanaf 14 maart 2014 of eerder met een doorkijk naar de ontwikkelingen van de concernvorming met Speelhuis.
We kunnen daarbij als raad meerdere instrumenten inzetten. Te denken valt aan een verzoek aan de rekenkamer om een onderzoek in te stellen. Of een eigen onderzoekscommissie van de raad, het “enquêterecht”. Bij beide instrumenten moeten we kijken dat het hier gaat om het gemeentelijk handelen ten aanzien van een externe partij.
Het rekenkameronderzoek richt zich in eerste instantie op de
rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het
gemeentebestuur gevoerde beleid. Maar het onderzoek wat wij beogen ziet op meer
dan dat. Het ziet op waarheidsvinding.
De lokale enquête lijkt zich daar meer voor te lenen. Dat instrument bestaat al even maar wordt niet zo vaak ingezet omdat het de nodige voorbereiding, externe ondersteuning en financiering vraagt. Op zich is dat overigens niet per sé anders dan bij een rekenkameronderzoek, alleen hier moet de raad die werkzaamheden zelf verrichten.
Graag gaan wij met een delegatie van alle fracties hierover
in gesprek hoe we dit met elkaar het beste kunnen organiseren en welk
instrument het beste ingezet kan worden, zodat we zo spoedig mogelijk met een
dergelijke enquête kunnen beginnen. Dit in het belang van een toekomstig
bestendige, levensvatbare culturele instelling voor de inwoners van onze stad
Helmond!
De handreiking “Decentraal enquêterecht” van ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal ik u ter informatie via de griffie doen toekomen, zodat u een beter beeld krijgt wat dit enquêterecht precies inhoudt.
Serge van de Brug
VVD raadslid